-
1 trop
trop [troo]〈bijwoord; ook m.〉1 te ⇒ (al) te veel, te zeer2 erg ⇒ zeer, uiterst♦voorbeelden:c'est trop! • dat had u niet moeten doen!c'en est trop! • dit gaat te ver!〈 informeel〉 rien de trop! • 't houdt niet over!pas trop • niet te veel, een beetjeun peu trop • een beetje te veelde, en trop • te veel, overbodigavoir qc. en trop • iets over hebbenpar trop • al tele trop • het teveel, de overdaad2 pas trop • niet zo erg, het houdt niet overje ne sais pas trop • ik weet het niet zo goed1. mteveel, overdaad2. adv1) te (zeer)2) erg, uiterst -
2 nous ne sommes pas trop de cinq pour
nous ne sommes pas trop de cinq pourDictionnaire français-néerlandais > nous ne sommes pas trop de cinq pour
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский